"Bedankt weeral hé, jongen.” Ik glimlach. Dat ze me na 51 jaar nog steeds jongen noemt, mijn moeder. Een koosnaam die ze me geeft zeker wanneer ze zich kwetsbaar voelt. Wat ieder uur van iedere dag is sinds anderhalf jaar. Ik haal mijn schouders op, knipoog en zeg: “Ach moederke, dat weet ge toch. Nu is het onzen toer om voor u te zorgen.”
Ze weet dat en ze aanvaardt het ook. Dat de zelfredzaamheid die ze een leven lang opbouwde meedogenloos tussen haar gekromde vingers wegglijdt. Dat op zich, die aanvaarding, getuigt van een moed die ik zelf ooit hoop te vinden wanneer het mijn beurt is moedig te zijn. Want haar aanvaarding is geen passief berusten, het is geen synoniem voor opgeven. Integendeel. Het is actief, bewust en 100% aanwezig in het proces.
Terwijl ze omzichtig en tastend haar riem vastklikt – de palliatieve chemobehandeling maakt haar vingers gevoelloos waardoor haar stotterende handen tijd nodig hebben om te grijpen, drukken, vastknopen, opendraaien, schrijven, ritsen – zie ik flarden van de dag voorbijkomen: de arm van een moeder om de schouders van haar dochter van zowat 10 jaar. De rust die zij daarmee uitstraalde en zo de paniek in de ogen van haar dochter wist te verzachten. Een hoogbejaarde man die zijn perkamenten handen als cadeaupapier om de gebalde vuisten van zijn partner vouwde. En zij die zuchtte en zich gewoon even geliefd mocht voelen. Even niet meer zo ziek, maar heel even gewoon geliefd.
Dat er zoveel goeds aanwezig mag zijn op de plekken waar ellende samenstroomt
Door de chaos van voortdurende voetstappen, racende rolstoelen en voorbij zoevende ziekbedden, de kakofonie van bliepjes van hartmonitoren, bel- en intercomgeluiden op de spoedafdeling zou je het bijna niet zien: al de acties van ‘plaktivisten‘ die het nieuws nooit zullen halen: doodgewone mensen die zich als bezielde activisten hebben vastgeplakt aan dat ene onvervangbare kunstwerk in hun leven: hun kind, hun partner, kameraad, ouder... Zij die niet om de minste aandacht schreeuwen anders dan die hun geliefden verdienen. Het ontroert me en stemt me hoopvol tegelijk. Dat er zoveel goeds aanwezig mag zijn op de plekken waar ellende samenstroomt.
Tussen mijn moeders telefoontje om 11:19h - “Jongen, heb je tijd en zie je het zitten om me naar de spoed te brengen? Mijn hart doet weer raar vrees ik...” en het moment dat ik de motor stilleg bij haar appartement om precies 19:00h, mocht ik weer even in hun gezelschap vertoeven: door en door mooie mensen die onbaatzuchtigheid belichamen met de kleinst mogelijke gestes, blikken, woorden en stiltes. Onzichtbare helden die al de roeptoeters, deze jongen incluis, tot de orde roepen met een inzicht dat als een deken om mijn schouders valt: helpen doe je niet om je eigen hemel te verdienen, maar om de hel van een ander minder hels te maken.
Ik ben emotioneel moe, hondsmoe, wanneer ik weer wegrij. Wellicht omdat ons leven dezer dagen aaneenhangt van dit soort momenten. En dat is oké. Ik ben dankbaar dat ons hele gezin er staat voor hen die er steeds voor ons hebben gestaan. En het voedt me te weten dat we niet alleen zijn. Echt niet. Dat het ook hier, uitgerekend op een plek als LinkedIn, krioelt van plaktivisten naar mijn hart. Jullie doen het maar. Aan iedereen die gezinnen, families en onze gemeenschap gaande houdt tussen het werken en ondernemen door – of andersom, maakt niet uit – "Bedankt weeral hé!"
Lees, reageer en deel dit artikel via LinkedIn
Comments